Hier weer een gedicht uit Urd. Dit komt uit deel 2, soga om seselja. Wie was toch die Seselja? Verteller Cecilie heeft slechts een paar gegevens. Seselja leefde van 1897 tot 1975. Ze kreeg toen ze ongeveer acht jaar was een broertje, dat overleed na een jaar of twee. Zij kon als meisje niet erven, en na de dood van haar ouders kreeg een broer van haar vader de boerderij. Seselja mocht in een klein huisje op het erf blijven wonen.
Seselja werd een kundig naaister en kwam erg bescheiden over, weet Cecilie van haar opa.
Op een gegeven moment vindt Cecilie een hele verzameling papieren poppen die aan de zoldering van het hoofdhuis hangen. Het zijn plaatjes van modellen uit het oude tijdschrift Urd, die Seselja van jurken heeft voorzien.
Cecilie moet verder veel gebruikmaken van haar verbeelding als ze het leven van Seselja reconstrueert.
Ze noemt het een soga, maar in tegenstelling tot een traditionele heldensaga met veel wraak en wapengekletter wordt hier een ¨gewoon¨leven beschreven, een leven in de marge. Seselja maakt twee wereldoorlogen mee, tegelijk is ze ver van het strijdtoneel. Daarmee betoont de verteller hulde aan alle onbekende, onopvallende vrouwen die ook hun bijdrage leverden aan het leven.
Het levert een verzameling ontroerende gedichten op, zoals onderstaande.
bror ballblom
ligg i syrinseng
med salmeboka
under haka, og
huda hans er
så blå
ei fluge
på kneet, ei
på augelokket
eg viftar dei
vekk, legg
handa på
bringa
hans
mor
sit ved
vindauga
og er blitt
til mold
nærare deg
min gud
etterpå
luktar eg
syrin
eg er
syster sorg
eg går
på løa
gjennom
plankane
ser eg kvite
bølgjer på
vatnet
førtito
kjolar no
christina raud
catharina svart
kristiane blå
johannes
er død
de
må vere
systrene
mine
snart skal
eg sy dykk
liv
Onze herdichting:
broer boterbloem
in zijn seringenbed
met een psalmboek
onder zijn kin, en
zijn vel is
zo vaal
een vlieg
op zijn knie
op zijn ooglid
ik wuif ze
weg, leg
op zijn borst
mijn
hand
moeder
zit voor
t venster
en verwerd
tot molm
nader tot u
mijn god
naderhand
ruik ik naar
sering
ik ben
zuster smart
ik ga de
schuur in
dwars door
de planken
zie ik witte
golven op
het water
tweeënveertig
jurken nu
christina rood
catharina zwart
kristiane blauw
johannes
is dood
jullie
moeten nu
mijn zussen
zijn
straks naai
ik jullie
levend
Uit: Ruth Lillegraven: Urd. Tiden Norsk Forlag, Oslo, 2013.
Herdichting: Karin Swart-Donders en Geri de Boer.