Weer is het december, de tweede kerst nadat de jongens zijn omgekomen nadert. Weer komt Julie met haar dochtertje Solveig naar haar ouderlijk huis, opnieuw zonder haar vriend Mats. Niet ver van het huis wonen ook haar grootvader en haar grootmoeder Solveig, naar wie haar dochter is vernoemd. Vorig jaar leefden haar ouders elk in hun eigen wereldje en maakten zich totaal niet druk over kerst. Hoe zal het dit jaar gaan?
– Mamma, roep ik. – Pappa? Solveig?
Geen antwoord. Het fornuis is pas schoongemaakt, de aanrechten blimmen. Ik aarzel even voordat ik de koelkast opendoe. Hij zit vol met lekker broodbeleg, verse melk, sap en groenten. Ik knijp mijn lippen samen van hoop en nervositeit. Doe de deur naar de woonkamer open en de geur van groene zeep komt me tegemoet. Alle planken en alle hoeken zijn stofvrij.
Ik moet glimlachen omdat mamma zelfs verse bloemen heeft gekocht en eraan heeft gedacht om de adventsster voor het raam te hangen. Vlak voor het raam met uitzicht op de weg staat de zevenarmige kandelaar op te lichten. En ik word warm in mijn hele licham, want nu is het kerst, net als vroeger. En ik heb zin Mats te bellen om te zeggen dat hij moet komen.
Ik neem de trap met twee treden tegelijk, moet mamma vinden, ik brand van verlangen haar te zien. Ze is niet op Tarjeis kamer, nu komt alles goed, ze is niet op de slaapkamer, ze is niet op mijn kamer, ze is helemaal niet op de eerste verdieping, alles wordt anders en ik kan thuiskomen.
Oma roept me vanuit de gang bij de badkamer. Ze zit in een rare houding tegen de muur en haar gezicht is verwrongen van pijn.
– Het is mijn been, zegt ze. – Ik denk dat het gebroken is.
Ze heeft de gele schoonmaakhandschoenen nog aan.
Dan snapt Julie dat het oma Solveig is die alle kerstvoorbereidingen heeft gedaan. Waar is mamma?
En het blijft niet bij deze ene schokkende ontdekking die kerst.
Helga Flatland: Alle vil hjem. Ingen vil tilbake. Aschehoug, 2011.