In mijn vorige blogpost besprak ik het boek Fittekvote. Hier komt mijn vertaling van hoofdstuk 17.
Het is uit met Christian. Victoria gaat op stap met ex-aspirant onderofficier Julia Eriksen en confronteert haar moeder met de mishandelingen door haar vader. Ze ziet de onderofficiersschool niet meer zitten en blijft weg als ze zich weer moet melden in de kazerne, wat strafbaar is. In dit hoofdstuk neemt ze de beslissing toch terug te gaan naar de opleiding. Ze ondergaat haar straf. Christian gaat zich steeds raarder gedragen en het gedenkteken voor de gevallenen wordt beklad.
Kutdefensie
Toen mijn mobiel me de volgende ochtend vroeg wakker maakte, was ik nat van het zweet na alweer een enge droom. De sms van Julia was met hoofdletters geschreven: “AAN 2010 BAKKE. MELDING VOLGT: DOE NIET ALS IK. PROMISE? ERIKSEN.” Was het telepathie? Geen idee. Het maakte ook niet uit. Na de confrontatie met mama de vorige avond was ik recht naar mijn kamer gerend en had me op mijn bed laten vallen. De kracht die ik eerder had gevoeld was weg. Alles leek om het even. Of ik doorging op de officiersopleiding of weer begon als kapster. Misschien had mama gelijk? Dat ik het leger gebruikte om mijn agressie af te reageren. Mijn kindertijd was vast niet erger dan die van anderen. Velen hadden toch veel ergere dingen meegemaakt dan ik en dat geaccepteerd als een deel van het leven. De sms van Julia kwam toen ik die het allerhardst nodig had. Zonder mama te wekken of iets tegen haar te zeggen slingerde ik de plunje over mijn schouder en sleepte me naar de bus. Pas op het station van Hamar belde ik naar de kazerne.
“Mag ik spreken met kapitein Fjellberg in de schoolcompagnie? Dit is aspirant onderofficier twintig tien Bakke. Dank u.”
Kort daarna hoorde ik een bekende stem aan de andere kant van de lijn.
“Fjellberg.”
Ik bracht mijn mobiel over naar mijn andere oor.
“Kapitein. Ik ben het. Twintig tien Bakke.”
“Je bent niet teruggekomen bij je afdeling na je verlof, Bakke. Dat is ongeoorloofde afwezigheid.”
“Ik ben nu op weg terug naar Rena. En ik kan het uitleggen.”
“Dat kan je vast. Maar niet nu”, zei Fjellberg en hing op.
Zijn stem was koud en scherp onder dit korte gesprek, maar daar onder meende ik zowel irritatie als een vleugje teleurstelling te merken.
Er was veel plaats in de trein van Hamar naar Rena. Buiten maakte de mist het landschap grauw. Ik had een tijdschrift gekocht, maar dat bleef op de stoel naast me liggen. Mijn hoofd was zwaar van gedachten en mijn lijf vol gevoelens.
Ik verwachtte niet bepaald dat iemand me op zou wachten toen ik aankwam in de kazerne. Bij de wacht kreeg ik de opdracht om vlak bij de poort te wachten. Een paar minuten later dook luitenant Teie op. Ze wenkte mij naar zich toe.
“Dus je bent thuis geweest om wat troost van mama te krijgen?”
“Niet echt”, antwoordde ik.
“Je spreekt tegen een officier!”
Ik liet de plunjezak recht naar beneden vallen en ging snel in de houding staan.
“Luitenant. Twintig tien Bakke!”
“Klaar om iets in te halen van de dienst die je verloren hebt, Bakke?”
“Luitenant. Twintig tien Bakke! Als ik moet, ja.”
“Je moet. Opstellen in gevechtstenue met bepakking buiten het kantoor over vijf minuten.”
Ik stormde het legeringsgebouw in. In de gang was niemand te zien, op mijn kamer ook niet, dus de anderen hadden waarschijnlijk nog dienst. Ik kleedde me bliksemsnel om en stond bij de deur van het compagnieskantoor na vier minuten en veertig seconden. Daar bleef ik tien minuten staan voordat Teie de moeite nam naar buiten te komen. Ze gooide een geweer naar me, en zo ging het in speedmars de kazerne uit. Teie zette het voor me op een moordend tempo. Ik had geen idee wat er zou komen, wist alleen dat het hoe dan ook ontzettend hard zou zijn.
In het oefenterrein was er gelukkig niemand anders te zien. Teie koos een open plek uit en gaf mij meteen bevelen tot geweergymnastiek. Ik hield het wapen met gestrekte armen recht voor me en moest het op en neer bewegen met mijn polsen. De eerste minuut ging het wel goed, maar toen werd het waanzinnig zwaar. Ik moest het gewoon laten zakken.
“Waar ben je mee bezig, Bakke?”
“Excuus”, mompelde ik en probeerde door te gaan, hoewel mijn beide armen er bijna afvielen. Zo voelde het in elk geval.
“Excuses helpen hier niet. Hoger met dat wapen! Veel hoger.”
Ik klemde mijn tanden op elkaar en probeerde door te gaan, maar dat was nutteloos.
“Naar beneden en opdrukken. Tien keer. Ik tel.”
Ik wierp me neer in de modder en bereidde me voor. Mijn armen deden pijn en ik had geen idee hoe ik er ook maar één zou kunnen doen.
“Wat lig je daar te lapzwansen?”, riep ze. “Waar wacht je op? Kom op!”
Ongelooflijk genoeg gehoorzaamden mijn bovenarmen, dus ik kon opdrukken. Teie begon te tellen.
“Eén. Eén. Eén. Eén. Nee, nee! Helemaal naar beneden met die borstkas! Zo ja. Twee. Twee. Je waffel is groot genoeg, Bakke. Maar je hebt niet genoeg in huis om officier te worden. Je bent niet gemotiveerd genoeg. Doe dit grondig! Je hebt nog steeds niet meer dan twee goede push-ups gedaan.”
Ik zonk ineen in de modder.
“Geef je op?”
“Luitenant. Twintig tien Bakke. Nee!”riep ik en ging door.
Teie ging door met haar belachelijke tellen.
“Twee. Twee. Twee. Nee, dat is niet goed genoeg.”
Ik zonk ineen.
“Kom omhoog, Bakke.”
Mijn armen deden pijn toen ik me eindelijk langzaam omhoog kon bewegen.
“Ongeloorloofd afwezig, Bakke. Wat denk je eigenlijk?”
Ik antwoordde niet. Staarde maar recht voor me uit. Ze mocht zeggen en doen wat ze wilde. Ik was terug waar ik wilde zijn.
“Speedmars!” riep Teie, en het ging verder het oefengebied in.
Gelukkig was er nog steeds niemand in de gang en in de kamer toen ik een paar uur later het legeringsgebouw binnen kwam strompelen. Ze waren denk ik in de kantine of op de tv-kamer. Ik was zowel modderig, moe als down en ging meteen onder de douche. Daar bleef ik lang staan. Het zweet stroomde van me af, maar de onrust was onmogelijk weg te wassen. Wie onderofficier wilde worden, bleef niet ongeoorloofd afwezig. Van luitenant Teie had ik begrepen dat de schoolleiding onzeker was of ik geschikt was als militair leider, hoewel mijn resultaten steeds beter waren geworden. Wat ik nu had gedaan verminderde die twijfel bepaald niet. Als ik nog een kans zou krijgen, zou het de allerlaatste zijn. Ze zouden me goed in de gaten gaan houden. Concrete bewijzen eisen dat ik in mijn mars had wat nodig was. Zonder een grens over te gaan had luitenant Teie me zowel fysiek als psychisch door de mangel gehaald. De strafoefening in het oefenterrein was een helder signaal dat je hard moet werken om je sergeantstrepen te verdienen. Wat had ik in hemelsnaam lopen doen? Mama bedreigd? Me vol zitten zuipen met Eriksen, alleen maar omdat Christian het uitmaakte? Of was het omdat hij mij de waarheid over mezelf had verteld? Had hij dat echt? Was het de hele waarheid, of was er nog een andere? Ik knipperde een traan weg. Moest geen zelfmedelijden krijgen. Niet meer stomme dingen denken. Alleen me concentreren op wat nodig was om het te halen. Het voelde alsof dat alles was wat ik nu nog over had.
Met alleen mijn onderbroek aan ging ik de slaapkamer binnen en ik schrok toen ik Christian zag die op Eriksens oude bed zat.
“Wat doe jij hier?”
Een plotselinge woede joeg in me omhoog terwijl ik een t-shirt uit de kast rukte en het over mijn hoofd trok. Wilde niet bijna naakt voor hem staan.
“Wegwezen”, zei ik vastbesloten.
Maar hij bleef zitten.
“Je had gelijk”, zei hij.
“Met wat dan?”
“Waarom doe ik dat?”
“Waar heb je het over?”
“Grimassen trekken.”
Zijn stem klonk zacht en kleintjes, zijn ogen waren vochtig en groot.
“Daar moet je zelf een antwoord op vinden”, zei ik en wilde en trainingsbroek aantrekken. Zonder voorwaarschuwing duwde hij me zodat ik op het bed terechtkwam. Toen boorde hij zijn gezicht in mijn buik en begon het een of ander te mompelen. Dit was iets heel nieuws van Christians kant, dus een ogenblik bleef ik radeloos zitten. Het verdriet zag er echt uit, maar het deed me niets meer. Of het nou zijn vaders keiharde eisen waren, het gezeur van zijn moeder, of wat Christians probleem nou ook was. Ik had er schijt aan. Dit moest hij maar lekker zelf uitzoeken.
“Laat me los”, zei ik rustig.
Christian reageerde met een snik tegen mijn buik. Ik aaide hem bijna over zijn haar. We hadden het immers ooit ontzettend goed gehad samen. Dat leek nu een eeuwigheid geleden. Want toen ik zijn achterhoofd zag, besefte ik dat ik geen idee had wat daarbinnen aan de gang was. Wat hij dacht en hoe hij voelde.
Buiten klonken stappen en de stem van Hoff-Olsen.
“Ik ga alleen omkleden, dan zien we elkaar in de tv-kamer.”
Zo stormde ze de kamer binnen, nat van het zweet en in trainingskleren. Ze stopte plotseling toen ze ons in het oog kreeg.
“Wat is hier nou aan de hand?”
“Niets. En Tårnåsen moet nu gaan”, zei ik koud.
Toen Christian uiteindelijk op zijn benen ging staan, had hij niet eens door dat Hoff-Olsen er was, hij staarde alleen maar naar mij met een wanhopige blik.
“Ik kwam Johansen tegen in de trainingsruimte”, zei Hoff-Olsen.
“Hij zei dat jij terug was, maar ik geloofde hem niet.”
“Hoe wist Johansen verdomme dat jij kwam?” vroeg Christian en zijn stem was niet meer onderdanig en zielig.
“Geen idee. Hij zag me zeker. Ga nu weg. Zie je niet dat Hoff-Olsen gaat douchen?”
Christian kon het geen bal schelen, hij staarde mij alleen recht in mijn ogen. De spijt van net was helemaal weg. De wanhoop ook. Nu zag ik alleen agressie en jaloezie.
“Denk maar wat je wilt”, zei ik en keek koppig terug.
“Moet ik de Officier van Dienst halen, of wat?”, zei Hoff-Olsen toen de stellingenoorlog een tijdje aan de gang was. Ik schudde mijn hoofd. Op hetzelfde moment draaide Christian zich plotseling om en stormde de kamer uit. Hoff-Olsen deed de deur achter hem op slot.
“Wat was dat daar? Is hij bezopen ofzo?”
“Het is uit tussen ons”, zei ik zacht.
Hoff-Olsen aarzelde niet, legde slechts haar armen om me heen. Haar koude en natte lijf werd klam tegen het mijne en ik rook een sterke zweetlucht, maar dat gaf niets.
“Ja, ook al heb je het zelf uitgemaakt, toch is het een hel”, zei ze troostend.
“Het was Christian die het uitmaakte.”
“Wat?” zei Hoff-Olsen en duwde me een eindje weg om te zien of ik huilde. Dat deed ik niet.
“Wat is er gebeurd?”
Hoff-Olsen zei haar afspraak in de tv-kamer af om met mij te praten, maar ik kwam slechts toe aan een korte versie van mijn belevenissen de laatste dagen voor het rustsignaal waarschuwde dat we in ons nest moesten kruipen.
“KUTDEFENSIE” (Fitteforsvar) stond er met grote, rode letters. De verf bedekte meerdere namen die waren uitgehakt in de marmeren plaat van het gedenkteken voor gevallenen in internationale operaties. Het was ochtendappèl en iedereen kon zien wat er in de loop van de nacht was gebeurd. Ik stond helemaal vooraan in het gelid. Een MP-sergeant nam foto’s van de plek. Terwijl we wachtten op het signaal om in te rukken, hoorde ik hem zeggen tegen de Officier van Dienst dat de dader waarschijnlijk psychisch niet in evenwicht was. Hij had geknikt in de richting van een plasje smerig overgeefsel op de trap omhoog naar het gedenkteken. Het maakte allemaal een behoorlijk zieke indruk. Zo’n krenking van het gedenkteken was onbegrijpelijk. Teie nam de afmelding van de klassecommandanten in ontvangst, zette ons in de eerste rust en kwam meteen terzake.
“Jullie zien zelf wat er vannacht is gebeurd. Wie inlichtingen heeft die er toe kunnen bijdragen dat dit wordt opgehelderd, moet dat zo snel mogelijk melden aan de schoolleiding. Als zou blijken dat dit door een officiersleerling is gedaan …”, Teie wachtte even, keek naar ons met een doordringende blik die me haast een schuldgevoel bezorgde “…dan wordt de betreffende persoon van school gestuurd en aangegeven bij de politie.”
Iedereen keek recht vooruit. De gedachte dat het een van ons zou kunnen zijn was verlammend.
“Dan hebben we een strafoplegging. Bakke, naar voren!”
Dit had niet als een verrassing moeten komen, maar ik schrok toen ik mijn naam hoorde. Nu zou het dus gebeuren. Mijn benen begonnen te trillen, het koude zweet brak me uit op mijn voorhoofd. Met benen die me maar net bleven dragen ging ik naar voren naar Teie en ging naast haar in de houding staan. Ik durfde de ogen van de anderen niet te ontmoeten. Wilde alleen maar dat het voorbij was.
Teie pakte een formulier met de naam Straffenformulier en begon voor te lezen.
“Voor het overtreden van militaire strafwet paragraaf vierendertig, Ongeloorloofde Afwezigheid, wordt aspirant onderofficier twintig tien Victoria Jeannette Bakke drie dagen wachtarrest opgelegd. Het afdienen van de strafoplegging start onmiddellijk als de berispte niet het klaagrecht gebruikt. Ga je klagen, Bakke?”
Ik schudde mijn hoofd. Teie rekende er duidelijk ook niet op, want ze ging door met hetzelfde tempo en op dezelfde toon.
“Je volgt je gewone dienst overdag. Na het einde van de dienst brengt de militaire politie je naar het arrestlokaal in de hoofdwacht, waar de rest van de dag en de avond wordt doorgebracht. Bakke, intreden.”
Ik stelde me opnieuw op op mijn plaats in het gelid. Voelde de steelse blikken van de anderen in mijn rug.
Niemand noemde de strafoplegging tijdens de dienst die dag. Ik ontweek Christian zo goed als ik kon en hij deed ook geen poging met mij te praten. Na de laatste les liep ik uit oude gewoonte met de anderen mee naar het legeringsgebouw. Daar stond een MP-soldaat op me te wachten. Hij ging met me mee de kamer in. Hoff-Olsen stond meteen op en ging naar buiten toen ze de MP-er zag, maar kneep in mijn arm en glimlachte bemoedigend toen ze me passeerde. Dat maakte mijn gemoed iets lichter terwijl ik mijn uitrusting pakte.
Nieuwsgierige wachtsoldaten keken me aan toen ik het wachtlokaal binnenkwam op weg naar de arrestruimte en het was een opluchting hun blikken niet meer te hoeven zien toen de celdeur achter me dichtsloeg. Het wachtarrest was als een legeringskamer in miniformaat. Kast, bed, stoel, bureau. De muren waren van grauwbruin beton. Een klein, smal raampje was zo hoog in de muur geplaatst dat het onmogelijk was naar buiten te kijken. De Officier van Dienst informeerde mij over de procedures wat betreft maaltijden, toiletbezoek, vijftien minuten luchtpauze en nog heel wat andere regels. Ik kon slechts de halve maaltijd op die een wachtsoldaat op het bureau kwam zetten. Ik was vast en zeker gespreksonderwerp bij de soldaten in de wacht die avond. Niet elke dag dat een aspirant onderofficier in arrest zat. De tl-buis aan het plafond was zonder bekleding, bromde zachtjes en gaf veel te veel licht. Ik ging op het bed liggen, sloot mijn ogen en probeerde alle domme dingen die ik de laatste dagen had gedaan te vergeten. Nog één fout, dan was het definitief vaarwel met het laatste wat nog zin had. Dat moest gewoon niet gebeuren.