Handelsman Nagel, luitenant Glahn, politieman Geissler, en natuurlijk de gelukszoeker August. In Hamsuns romans tref je een hoop zwervers van diverse pluimage aan. Allemaal hebben ze verschillende motieven voor hun gerondreis. Maar veel overeenkomstige patronen zijn er ook.
Dat betoogde Frode Boasson in zijn lezing Wat drijft de reizenden? Over de verlangens die leiden tot opbreken en reizen in Hamsuns werk. Hij hield die tijdens een literatuurseminar in het Hamsunsenteret tijdens de Hamsundagen.
Boasson werkt aan de universiteit van Trondheim aan een proefschrift over historisch vitalistische kenmerken in Hamsuns werk. Vitalisten zijn gefascineerd door levenskracht en het natuurlijke leven. Bij vitalistische auteurs vind je vaak een element van kritiek op de moderne beschaving.
Vormingsreizen komen vaak voor in oudere literatuur. Een onrijpe jongeling (lees: jongeman) gaat op pad en wordt door de ervaringen onderweg verstandig. Na terugkomst is hij zich bewust van wat zijn plaats is in de maatschappij en hij is klaar om een verantwoordelijk leven te leiden. Denk bijvoorbeeld aan de vormingsreis van Odysseus’ zoon Telemachos in de Odyssee en aan Goethes Wilhem Meisters Lehrjahre.
Maar de reizigers bij Hamsun ontwikkelen zich helemaal niet vaak tot brave, eerbare burgers. Ook al zeggen ze dat misschien zelf – heel veel personages zijn onbetrouwbare vertellers! Integendeel, vaak lijkt het begin van de reis ook het begin van een proces van verval. De personages worden misschien beschaafd, maar verliezen ondertussen levenskracht in hun ontmoeting met de beschaving.
Dat zie je bijvoorbeeld bij Eleseus in Hamsuns Nobelprijswinnende roman Markens Grøde (1917, lang geleden in het Nederlands vertaald door Margaretha Meyboomals “Hoe het groeide”. En nog vaker vertaald? In elk geval niet recentelijk).
In tegenstelling tot zijn down-to-earth vader en jongere broer is Eleseus goed op school. Al op jonge leeftijd maakt hij een reis naar de stad om in de leer te gaan bij de handelsman. En hij wordt heel “flink” (knap). Als Hamsun dat zegt, bedoelt hij het tegengestelde. Door Eleseus’ kennismaking met de civilisatie is het verval begonnen. Eleseus wordt verfijnd, geleerd, en zwak. Je snapt dat het alleen nog maar bergafwaarts kan gaan, en na een serie dure en mislukte handelsreizen vertrekt hij naar Amerika, waarna we nooit meer iets van hem horen. (Behalve in een film die er hopelijk over een paar jaar komt, maar dat is een ander verhaal!)
Boasson noemde meer voorbeelden van zulke reizen-tot-verval. Die zijn legio te vinden in Hamsuns werk. Te veel om nu op te noemen.
Hamsun vergeleek de tegenwoordige mens met wijnranken die gecultiveerd en dus ontaard zijn en vol wijnluis zitten. Jawel. Het enige dat de mens kan redden is “tykk, veritabel reaksjon”! Blut und Boden.
Vitalisme wordt vaak in verband gebracht met fascisme. En we weten dat Hamsun openlijk sympathiseerde met Hitler. Tegelijk is hij erg kras in zijn kritiek op autoriteiten en zijn al zijn personages genuanceerd, met goede en slechte kanten.
Betekent reizen altijd verval bij Hamsun? Nee, natuurlijk niet! Nooit is iets eenduidig bij deze man van paradoksen en paradoksen op paradoksen, en daarom houden we ook zoveel van hem, vertelt Boasson.
Er zijn personages die in positieve zin veranderen door een reis, al zijn het er weinig. En hier toont de schrijver zich van zijn aller- allermeest moralistische en reactionaire kant. De mooie Julie d’Espard in Siste Kapitel (1923) is een echte nuf, pronkt met haar kennis van het Frans, verleidt de andere sanatoriumgasten, en is, typisch genoeg, platborstig! Maar nadat het sanatorium is afgebrand en alle andere personages ten onder gaan, komt het toch nog helemaal goed met Julie. Want ze gaat samenleven met een boer en vindt de juiste plaats in het bestaan voor een vrouw. Geen Franse fratsen meer, voortaan leidt Julie een deugdzaam, aards leven als boerin – en misschien groeide haar boezem ook nog, maar dat vermeldt de geschiedenis geloof ik niet.
En dan de allergrootste reiziger, August in de trilogie Landstrykere (1927), August (1930) en Men livet lever (1933). Hij heeft nooit iets anders gedaan dan zwerven, maakt pret zolang het duurt op een plaats en laat alles achter in gruzelementen als hij verder trekt. En gaat te gronde als de liefde, of de illusie van liefde, hem wel op een plek houdt.
Reizigers bij Hamsun worden vaak gedreven door verlangens naar rijkdom en status – wat Hamsun dan weer stevig bekritiseert en belachelijk maakt. Ze worden ook gedreven door een existentiele onrust, een kenmerk van de tijd.