Wie het toneelstuk En folkefiende van Henrik Ibsen vertaalt naar een andere Noord-Europese taal en cultuur, worstelt vooral met het vinden van net de correcte woorden en concepten. Elk mogelijk woord moet je onder de loep nemen en je moet oog hebben voor kleine betekenisverschillen tussen al die verschillende woorden.
Wie vertaalt naar een niet-Europese cultuur heeft een andere uitdaging. Deze vertalers moeten de kloof overbruggen tussen westerse concepten, waardensystemen, filosofieën en de cultuur waar ze naar toe vertalen. Want het toneelstuk moet ook ook voor dit publiek natuurlijk en geloofwaardig zijn.
Dat vertelde Anne Lande Peters tijdens de Internationale Ibsenconferentie.
Peters is een Noorse die opgroeide in Japan. Eerder vertaalde ze onder andere acht zogenaamde no-spelen van Yukio Mishima naar het Noors en het toneelstuk Eg er vinden van Jon Fosse naar het Japans. Ze heeft een achtergrond als theaterwetenschapper. Nu werkt ze aan de Universiteit Leiden aan een promotieonderzoek naar Japans theater. Ze kan ook goed Nederlands.
En folkefiende wordt nu in acht talen vertaald. Peters verzorgt de Japanse vertaling. Verder wordt het vertaald in het Engels, Spaans, Hindi, Klassiek Arabisch en Egyptisch, Russisch en Chinees. De vertalers hebben elkaar nu twee keer ontmoet om vertaalproblemen te bespreken, iets wat ze als heel nuttig ervaren.
Een van de vertaalkwesties heeft te maken met het overbrengen van christelijke waarden. En folkefiende speelt in het protestantse Noorwegen van 1882, waar vloeken een groot taboe was. Hoe vertaal je bijvoorbeeld vloekwoorden die verwijzen naar God en de duivel? In het Engels en Russisch is het belangrijkste probleem het vinden van het vloekwoord met net de juiste nuance. In Japan daarentegen vloekt niemand met een verwijzing naar God en de duivel. Om het shockerende over te brengen, heeft de vertaalster gekozen voor verwijzingen naar onreine dingen. Poep enzo. Dat werkt in een Boeddhistische en Shintoistische cultuur waar schoonheid en reinheid belangrijk is.
Een andere kwestie waar Peters mee worstelde waren de speech forms. Personages drukken door hun taalgebruik uit in wat voor relatie ze tot een ander personage staan. Toen Peters in 2010 Hedda Gabler had vertaald voor het New National Theatre in Tokyo, nam de regisseur uitgebreid de tijd om alle personages te bespreken en vooral hoe ze hiërarchisch in relatie tot elkaar stonden. Eerst vond Peters dat vreemd, maar al gauw merkte ze hoe noodzakelijk dit was om het toneelstuk echt en geloofwaardig te laten zijn in de zeer hiërarchisch ingestelde Japanse samenleving. In het Japans geef je in je manier van spreken aan in wat voor relatie je staat tot je gesprekspartner. Er is een verwachte manier van spreken in elke situatie, maar je kunt subtiele nuances aanbrengen om respect of juist gebrek aan respect te uiten, nabijheid, afstand, koudheid. Je hoeft dit niet uit te drukken door stemgebruik, gezichtsuitdrukkingen of gebaren.
In het toneelstuk is het belangrijk om de positie te vinden die de personages ten opzichte van elkaar hebben. Vervolgens moet je de personages elk hun juiste stem te geven, op zo’n manier dat dit natuurlijk is in een Japanse context. Een grote uitdaging. In En folkefiende heeft de byfogd een karakteristieke formele manier van spreken. Hij doet dit ook tegen dokter Stockmann, die toch zijn broer is. Zo wordt er afstand gecreeerd, en in het Noors werkt dit. Maar in het Japans werkt het niet. Een Japanner zou simpelweg nooit op die manier tegen zijn broer spreken.
Peters werd zich tijdens het vertalen bewust hoe democratisch de Noorse taal is in zijn structuur, vergeleken met het Japans. Ze ging zich ook realiseren dat ze ruimte moet laten voor de acteurs om hun rol te interpreteren, net zoals er in het origineel ruimte is voor interpretatie.
Lees ook over Ibsen vertalen in het Arabisch/Egyptisch