Koude, donkerte en geldgebrek, die drie, die onoverwinnelijke drie, die elk voor zich alle blijdschap kunnen doden, sluiten nu voor kerst een verschrikkelijk verbond met elkaar, teisteren het leven en laten het verwoest achter. Was- en poetsdagen zijn duister en vol gevaren en kwaden, nog erger de dag dat de duizend en één potplanten naar buiten en naar binnen gedragen, gewassen en gesproeid worden – maar bij al dat kwaads zit ook iets goeds. Albertes ongemakkelijke persoon treedt in de schaduw van reuzelkoekjes en kerstwafels, van brandende financiële problemen, van mevrouw Svendsen die helpt met het bakken en oude Oleanna die helpt met het schoonmaken. Een paar dagen in de keuken verblijven om koekjesdeeg uit te rollen of kransen op een bakplaat te leggen is ook niet alleen maar slecht. Het is warm in de keuken, zo warm dat je daar in je zomerblouse kunt staan met opgerolde mouwen en het kraagje open. Je huid wordt glad en wit, je handen mooi en vol. Van tijd tot tijd kun je een stukje deeg, een verbrand of anderszins mislukt koekje naar binnen proppen. En je bent geenszins zonder koffie.
Cora Sandel: Alberte-trilogien, het citaat is uit het eerste deel Alberte og Jakob. Gyldendal, 2002, deze uitgave De norske Bokklubbene, 2009. Voor het eerst uitgegeven in 1926.
Jullie zien dat ik van de koekjes nog steeds weinig, haha, bak. De oliekoekjes van gisteren zijn nu reuzelkoekjes geworden, omdat ik ondertussen een artikel van de beroemde culinaire journalist Andreas Viestad las. Volgens hem moesten fattigmann, of fattigbakkels, duidelijk naar varkensvet smaken volgens de normen van toen. Hij is bepaald niet enthousiast over het bewerkelijke recept en nog minder over het resultaat. Bah.